Knap kustplaatsje: reis mee naar Maratea

Maratea

Aan een imposant stuk kustlijn in het diepe zuiden van Italië ligt Maratea, verscholen tussen groene bergen en verheven boven de Golf van Policastro. Het charmante dorp werd door de oude Grieken al dea maris, godinvan de zee, genoemd – een zee waarin je dolfijnen en schildpadden kunt zien zwemmen. Smaakredacteur Liselotte bracht een bezoek aan deze fijne plek.

Aan een imposant stuk kustlijn in het diepe zuiden van Italië ligt Maratea, verscholen tussen groene
Fotografie: Liselotte van Leest

Al jaren hoor ik Italiaanse vrienden over Maratea; het dorp waar ze hun fijnste en leukste vakantie vieren. Want daar aan die kilometerslange kust, ingeklemd tussen Campanië en Calabrië, die zich kenmerkt door groene bergen, donkere stranden van vulkanische oorsprong en een turkooizen zee, is het volgens hen heerlijk verblijven. Hoogste tijd om naar het diepe zuiden van de Laars af te zakken, naar dé badplaats van Basilicata.

Het dorp Maratea is verdeeld in twee delen; het centrum in de bergen en het deel aan de haven, met eromheen baaien waar je kunt zwemmen en zonnebaden. Het centrum bestaat uit zeer smalle steegjes en stenen trappen die bijna allemaal naar de levendige hoofdstraat leiden – de enige échte straat in het dorp. Aan de voet van de berg ligt de pittoreske haven, met gekleurde huizen en terrasjes rondom dobberende boten. Hoog boven de haven en het centrum, op de top van de Monte San Biagio domineert een enorm beeld van Christus de Verlosser, het symbool van het dorp, dat alle afvarende boten een boost vertrouwen meegeeft.

Aan een imposant stuk kustlijn in het diepe zuiden van Italië ligt Maratea, verscholen tussen groene
Fotografie: Liselotte van Leest

In de bergen

Het centrum mag dan wel uit slechts één grote straat en een handvol stegen bestaan, het telt desalniettemin drie kerken. En dat is nog vrij weinig als je bedenkt dat het dorp ooit bekend stond om zijn vierenveertig kerken; sommige staan zelfs nog overeind, maar zijn niet meer in gebruik. Toch hoor je nog om de haverklap gebeier dat een dienst aankondigt, en vervolgens het gezang van oudere inwoners die enthousiast met de mis meezingen.

In de zomer is het druk in de hoofdstraat van Maratea, maar niet op een vervelende manier. Het dorp trekt vooral toeristen uit Rome en Napels die er (al generaties lang) een buitenverblijf hebben en die er met de hele familie – ooms, tantes, neven, nichten – vakantie vieren. Het is hier dan ook niet volgebouwd met hotels of restaurants waar de ober je naar binnen trekt. In tegendeel, je vindt er nog echt een authentiek leven, met locals die in de rij staan voor de slager en de bakker of een krantje lezen in de koffiebar. En die inwoners zijn opvallend vriendelijk; blijkbaar niet verwend of verveeld door het toerisme.  

Aan een imposant stuk kustlijn in het diepe zuiden van Italië ligt Maratea, verscholen tussen groene
Fotografie: Liselotte van Leest

Zio Pino

Zeg je Maratea, dan zeg je Zio Pino. Oom Pino, die eigenlijk Giuseppe Possidente heet, woont beneden bij de haven en is de bekendste oud-visser van het dorp. Hij is een echte zeebonk om te zien, met een gestreepte trui en een hoofd dat getekend is door de zon en de zee. Veertig jaar lang werkte hij op het water. ‘Eigenlijk is het beroep van visser vreselijk’, begint Pino zijn verhaal. ‘Je moet voor dag en dauw opstaan, het is fysiek erg zwaar en de verdiensten zijn vaak mager. Dat houd je alleen vol als je echt van de zee houdt.’ Pino heeft het dan over de ouderwetse manier van vissen, waarbij je afgaat op de natuur en respect hebt voor de omgeving. ‘Tegenwoordig hebben ze grote boten met een radar en weten ze precies waar de meeste vis zwemt, met grote netten halen ze hun vangst binnen. Daar is geen lol aan. En bovendien trekken ze de hele zee leeg, er zijn al soorten die we niet meer terugzien. Dat doet pijn.’

Aan een imposant stuk kustlijn in het diepe zuiden van Italië ligt Maratea, verscholen tussen groene
Fotografie: Liselotte van Leest

De traditionele vissers werden met de jaren overbodig en gingen noodgedwongen werken in de fabriek. Het dorp veranderde en moest het steeds meer van het toerisme hebben. Zo getuigen ook de pittoreske huizen aan de haven. Kijkend naar de charmante rits die tegen een rots is gebouwd, zie je de vissersvrouwen al uit het raam hangen, in de verte turend of hun mannen op zee al naderden. Maar niets is minder waar: die huizen stonden er eerst helemaal niet. ‘Er lagen alleen boten hier’, vertelt Pino. ‘Je zou het aan de stijl niet zeggen, maar dit is allemaal pas in de jaren vijftig en zestig gebouwd. Toen het toerisme opkwam en gasten nergens in de haven konden overnachten. Niet eens een kop koffie konden drinken.’ Hoewel Zio Pino met weemoed terugdenkt aan het oude vissersleven hier, ziet hij ook zeker de voordelen van de verandering: ‘Maratea is rijker geworden en er zijn meer voorzieningen bijgekomen. Het leven is er makkelijker geworden’.